Detroit is een leeg blad,
bewoners schrijven hun eigen verhaal


Het verval van Motor Town tot leegstand en –letterlijk en figuurlijk– zwarte armoede is een symbool geworden van de dreigende neergang van het machtige Westen. Maar eigenlijk is Detroit intussen ook het symbool van hoop die mensen vanuit de marge en met eigen handen opbouwen.


Afgelopen zomer, op 18 juli, vroeg de 310 jaar oude Amerikaanse stad Detroit het faillissement aan.

‘Fort Ponchartrain du Detroit’ zag in 1701 het licht als een strategisch gelegen Franse handelsnederzetting op de grens met Canada. In 1910 werd Detroit voor het eerste vermeld in de top-10 van de grootste Amerikaanse steden. De enorme auto-industrie, met naast Ford, Chrysler en General Motors nog honderden andere bedrijven, leidde tot een explosieve bevolkingstoename met een absolute piek van 1,8 miljoen mensen in de jaren vijftig en een terugloop tot nog amper 700.000 in 2010. In de jaren vijftig was de meerderheid van de bevolking blank en middenklasse, in 2010 zwart en werkloos.

De enorme influx van bewoners, vooral Afro-Amerikanen vanuit het zuiden, deed de sociale spanningen stijgen met de Detroit Race Riot van 1943 en de Twelfth Street Riot in 1967 als gevolg. Stijgende olieprijzen en een afname van de vraag naar Amerikaanse auto’s leidden tot massale ontslagen, een verplaatsing van de industrie en bedrijven naar buiten de stad, gevolgd door de blanke middenklasse en met haar ook de winkels, de jobs en het belastinggeld. De zwarte kernbevolking van lage inkomens bleef achter, zonder jobs, zonder openbaar vervoer en te midden van toenemende leegstand en verval. In de jaren zeventig verkreupelde de situatie nog meer toen de stad systematisch scholen, brandweerkazernes en politiekantoren begon te sluiten.

Megalomane bouwprojecten

‘Het breekt mijn hart maar veertig jaar geleden zat het eraan te komen’, zegt John Sinclair. De inmiddels 72 jaar oude dichter, politiek activist en oprichter van de White Panther Party leeft inmiddels deeltijds in Amsterdam. ‘Op microschaal zijn er goede projecten, mensen, geweldige muziek en kunst –zoals dat altijd geweest is– maar de infrastructuur voor een beschaafde samenleving is weg, geruild voor een leven in de voorsteden. Een slechte ruil als je het mij vraagt, maar het was een gewilde strategie. Vandaar al die snelwegen in de stad. De blanke middenklasse creëerde het hele systeem en dan vertrokken ze. Ze wilden niet langer in de stad wonen met al die zwarten, ze wilden hun eigen blanke buurten. Je kan niets begrijpen van een grootstad in Amerika als je het racisme negeert.’

Toen de eerste Afrikaans-Amerikaanse burgemeester Coleman Young (van 1974 tot 1994) besefte dat de industrie niet zou terugkomen, en de middenklasse evenmin, probeerde hij de stad te redden met immense bouwprojecten zoals het Renaissance Center downtown, de nieuwe General Motors Detroit/Hamtramck-fabriek in 1980 en de Chrysler Jefferson North Assembly in 1991. Maar de vrije markt was niet bereid om Detroit van onderwijs, lokale jobs, elektriciteit, transport, gezondheid en veiligheid te voorzien. De enorme protesten van de buurtbewoners konden niet verhinderen dat volledige woonbuurten verder ontmanteld werden en helaas leidden de sociale debatten niet tot een verandering in het kiesgedrag.

Burgemeester Coleman Young in 1989, voor de Riverfront Apartments.

Youngs opvolger Dennis Archer ging vanaf 1995 door met megalomane bouwprojecten, waaronder nieuwe sportstadions voor de Detroit Tigers en de Lions, terwijl de rest van de stad letterlijk wegzonk tussen de verouderde industriële infrastructuur, overwoekerende leegstand en toenemend geweld. Zoals Allan Sanderson, econoom van de Universiteit van Chicago stelde: ‘Als je geld wilt injecteren in lokale economie, dan kan je het beter vanuit een helikopter laten vallen dan het in een nieuw sportstadion te investeren’.

Dit is wat teks















t

Het Tiger Stadium werd afgebroken en vervangen door het gloednieuwe Comerica Park.

Met de inmiddels meermaals voor meineed, seksschandalen en fraude veroordeelde burgemeester Kwame Kilpatrick kwam in de jaren negentig een nooit geziene chronische corruptie op gang. De schulden stapelden zich op. Tussendoor verdween ook 57 miljoen dollar uit het publieke schoolsysteem en niemand wist waar het geld naartoe was. Meer dan de helft van de overgebleven bevolking was gepensioneerd of niet meer actief en dat leidde tot de fatale erosie van de stedelijke pensioenfondsen, één van de hoofdoorzaken van Detroits faillissementsverzoek.

Fabuleuze ruïnes

In 2013 was de totale schuld opgelopen tot 18,5 miljard dollar. Noodmanager Kevyn Orr maakte in september duidelijk dat crediteuren bij wie de gemeente ongedekte schulden heeft uitstaan hun claims tot één tiende zullen moeten beperken. De overige schuldeisers, die wel een onderpand hebben, mogen op iets meer rekenen. Dat zou ruwweg 14 miljard moeten aflossen.

‘Orr doet fantastisch werk’, zegt Sterling Gallup II, sinds 1965 de ongedisputeerde nachtburgemeester van Detroit. Sterling rijdt rond in een aftandse Prius, met een hakbijl tussen zijn voeten om carjackers af te schrikken. ‘Klink ik als een Reaganite? Dat ben ik niet. Maar de boekhouding moet wel in orde gebracht worden. Net zoals dat in Spanje, Frankrijk en Griekenland moet gebeuren. Als Chrysler nog een fabriek wil openen en als Donald Trump bereid is om te investeren… moet je dan nee zeggen? Het is hier elke dag Halloween, al tientallen jaren. Wanneer je echt op de bodem zit, dan is er maar één richting waarin je kunt gaan: terug omhoog. Wie ook de nieuwe burgemeester in november wordt, het nieuwe stadsbestuur zal zijn best doen. De prioriteiten zijn gekend. Daarboven hebben we al die activisten, artiesten en stedelijke landbouwers die gewoon zullen doorgaan, wat er ook gebeurt. Bouwen aan de culturele solidariteit is trouwens het enige dat de dingen echt doet keren.’

Sinds het officiële faillissement in juli volgden reportages, artikels en documentaires over hoe erg het met Detroit wel gesteld is. En dat is het ook. Racisme, misdaad, verlaten huizen, lege straten, leegstaande loodsen, geen straatverlichting en het terugkerend advies nooit te blijven staan voor een rood licht (vertragen volstaat, tenzij in downtown). De fabuleuze ruïnes van Detroit werden geportretteerd, voorzien van soundstracks met motown, techno, Eminem of White Stripes –al naargelang de leeftijd van de samenstellers.

De Detroiters zelf zien er de esthetiek niet van in. Naar hun mening werd meestal ook niet gevraagd. Als er nationale schadenfreude was over het mislukken van Detroit, dan was de regionale schadenfreude nog veel groter, en rechtstreeks verbonden met ras. Hadden de rellen van 1967 het allemaal voorspeld? Of waren zij de oorzaak van het verval?

Enkele buitenlandse documentaires lieten de Detroiters wel aan het woord: Searching for Sugarman, Detropia, Detroit Je ’t Aime en From Glasgow to Detroit. Plots kreeg Detroit een gezicht. En achter elk gezicht zat een verhaal, een project, een engagement, dat vaak al meer dan dertig jaar terugging.

Grassroots

De kracht van creativiteit om levens te veranderen begon reeds in 1986 met Tyree Guyton, die met zijn grootvader het Heidelbergproject startte. Ze kochten een straat op met vervallen huizen, bouwden die om tot kunstwerken en maakten van een gure straat een toeristische attractie.

5278fdee817d2b227b000287_DSC_0051_600.jpg

Een autograf in het Heidelbergproject.

The Heidelberg Project



In 1992 lanceerden de politieke activisten James en Grace Lee Boggs Detroit City of Hope, een veerkrachtige campagne die de bewoners van de binnenstad opriep om zelf betekenisvolle jobs te creëren. De grootse investeringen van Coleman Young hadden duidelijk gemaakt dat Detroit niet gered zou worden door één soort industrie of bedrijf. Toen hij casino’s voorstelde als ultiem redmiddel, vonden de Boggs dat het genoeg geweest was. The Boggs zijn een begrip in Detroit en de netwerkende kracht achter de arbeiders, bedienden, lesgevers en culturele werkers die bezorgd waren over de economische, politieke en morele desintegratie van Detroit. Sinds 1995 bericht het Boggs Center over de talloze grassroots-activisten en acties.

In het kielzog daarvan ontstonden talloze coöperaties voor kinderopvang, buurtbewaking en kunstcollectieven maar ook anarchistische afbraakteams zoals de Motor City Blight Busters en de Lawn Mower Brigade, een team gemotoriseerde gazonmaaiers die onbewoonde terreinen kortwieken. Grace Lee Boggs is inmiddels 98 en doet niet graag interviews meer. Haar laatste boek,The Next American Revolution (2011), en de blogs boggscenter.org en dcoh.org moeten volstaan.

In een mum van tijd werd Detroit de DIY (do it yourself)-stad bij uitstek, waarbij negatieve ruimtes als creatieve werkplaatsen werden opgeëist. De rest zou gebruikt worden voor stedelijke landbouw. De problematiek van de stad blijft weliswaar gekoppeld aan de grootte van het braakland: Detroit is gespreid over 360 vierkante kilometer en telt ongeveer 150.000 braakliggende of verlaten (bouw)gronden –een stuk land ongeveer de grootte van Manhattan.

527903c28b3a85397a000313_DSC_0094_1600.jpg

Een uitgedunde huizenblok ten noorden van The Heidelberg Project.

Officiële hulp of controle is er op die plekken niet. ‘Enkele huizen hier, enkele daar, geen elektriciteit, hoe bouw je dat opnieuw op terwijl je de ziel van de stad bewaart? In Detroit hebben veel grassroots-projecten vaak niet de tijd om te groeien. Ze zijn persoonlijk, klein, soms open, lokaal maar ze zijn niet verbonden met elkaar. In tijden waar overleven eerst komt, is iedereen heel beschermend wat eigen projecten betreft’, zegt Maria Luisa Rossi, professor aan het College for Creative Studies. ‘Architecten, designers, wetenschappers en kunstenaars moeten hier het tegenovergestelde doen van wat ze normaal gezien doen: krimpen. Die boodschap overbrengen naar de bevolking is het moeilijkste wat er is.’

Vooral als met krimpen ook verhuizen bedoeld wordt, want voor de rest valt er niet veel meer te krimpen. Een terugkerend voorstel is de verplaatsing van bewoners van vervallen en grotendeels lege stratenblokken naar beter bewoonbare buurten of nieuwbouw waar ze opnieuw een basis dienstverlening krijgen.

‘Mijn grootvader heeft altijd in Hamtramck gewoond en zelfs toen ze dreigden een brug boven zijn huis te bouwen, wou hij niet wijken. Als je niets meer te verliezen hebt, dan is uit je vertrouwde huis en buurt weggaan de laatste stap –die je niet wilt zetten.’ Peter Markus is auteur en medewerker van het InsideOut project voor kansarme zwarte jongeren. ‘De stad heeft een heel positieve dynamiek ondanks alle problemen. Het grootste probleem is het ontbreken van openbaar vervoer. De kinderen in mijn klassen zitten letterlijk vast in de buurten waar ze wonen.

Positieve verbazing en verwondering opwekken is moeilijk als je niet verder dan twee desolate straten geraakt. Tegelijkertijd is er het onvermijdelijke proces van de gentrificatie want studenten en professionelen die hier willen komen studeren en werken, willen ook buurten waar ze veilig te voet op straat kunnen komen. Detroit zit vol met gaten. We moeten complementair en niet competitief denken en vanuit de grassroots het systeem geleidelijk aan vullen.’

Soepkeukens

Meer dan twintig jaar geleden kocht de Detroitse onderwijzer Paul Weertz enkele stratenblokken op rond Farnsworth Street. Weertz is geen projectontwikkelaar maar onderwees landbouw aan de Catherine Ferguson-school voor zwangere meisjes en tienermoeders. In zijn vrije tijd ploegde hij de braakliggende gronden om tussen de huizen in Farnsworth en begon er met veel succes alfalfa te kweken.

52790950f783c7377a0003f7_paulweertz_makezine.jpg

Paul Weertz met zijn vijftig jaar oude, maar werkende, tractor in de tuin van zijn huis in Farnsworth Street, Detroit.

Farming Detroit in Makezine

Zijn oproep aan jonge creatieve mensen om deel uit te maken van de Farnsworth-gemeenschap resulteerde in gratis fietsenherstelplaatsen als The Back Alley Bikes en The Hub, stedelijke landbouwprojecten als Rising Pheasants en de door het MIT gesteunde technologische atelier Mt Elliott Makerspace. Stuk voor stuk werkplaatsen die kansarme kids en hun ouders engageren in de toekomst van hun eigen buurt in de eerste plaats, in die van Detroit op de tweede.

Het hoekhuis op Farnsworth Street en Moran Street kreeg in 2008 opnieuw een pioniersfunctie toen Kt Andresky, kunstenares en activiste die in San Francisco mee aan de basis lag van het Million Fishes Art Collective, samen met fotograaf Garrett MacLean en drukker Blake Carroll hun intrek namen in Farnsworth Street.

De hoek van Farnsworth en Moran Street, met de Farnsworth Community Garden.

Ze lapten het hoekhuis op met materiaal uit verlaten en uitgebrande huizen. De voormalige kerkwinkel waar zuster Estelle Laster tot ze in 2000 stierf de arme buurtbewoners een bijbellezing en warme maaltijd gaf, werd The YesFarm. Het kunstencollectief groeide al snel uit van atelier en galerie tot een buurthuis waar elke vernissage uitmondde in een straatfeest of in een collectieve oogst of zaaisessie. De belangrijkste strategie om iedereen erbij te betrekken, was Kt die persoonlijk van deur tot deur ging, ook al was de deur van het eerstvolgende bewoonde huis drie straten verder. Begin dit jaar werd de YesFarm gesloten wegens te gevaarlijk voor publieke evenementen. In afwachting van de nodige herstellingen of een nieuwe ruimte, geeft Kt les in de Roosevelt Primary School en in de soepkeukens waar kinderen, jongeren en volwassenen naartoe komen voor hun dagelijks eten.

‘We moeten beginnen in onze achtertuin en daar waar de situatie het wanhopigst is. Voor de kinderen in mijn lessen is voeding iets wat in benzinestations verkocht wordt. Sommigen wonen in een opvangcentrum voor daklozen, anderen in even wanhopige situaties die ze “thuis” noemen. Ze doen er meer dan een uur over om op school te geraken, te voet, door vervallen buurten. Logisch dat hun hoofd er niet altijd bij is. Een jongen beet in een kerstomaat gekweekt in de YesFarm en spuwde die uit. “Te veel ketchup!”, riep hij. Is dat een stap vooruit of achteruit? Detroit is een leeg blad, dus wat iemand ook doet, het is altijd beter dan wat er is. Stoppen is geen optie.’

Het keerpunt is volgens Kt Andresky bereikt. Minder mensen gaan weg, meer mensen komen binnen. Ook opportunisten. ‘Veel nieuwkomers willen geen crackheads of arme zwarte mensen in hun buurt en zijn het eens met de optie om de onstabielen te verhuizen zodat die ergens anders onstabiel kunnen zijn. Maar je intrek hier nemen en niet willen samenwerken met deze kinderen en families is crimineel.’

‘Vergeet de grote bedrijven en ondernemingen’, zegt Jeff Sturges van Mt Eliott Makerspace. ‘De positieve dynamiek komt niet vanuit competitief maar vanuit collaboratief denken, vanuit het versterken en verbinden van de grassroots-mensen en hun projecten. Het is een kwestie van de achtergeblevenen in de foute ZIP-code van de stad, om die kinderen, jongeren, hun families en buren te doen geloven in een mogelijk Detroit, net zoals wij dat doen. Waarom zijn we hier anders komen wonen?’